Bloedend hart,
Levenssap felrood gekleurd,
Sijpelt langzaam,
Naar beneden,
En zij wordt meegesleurd.
Diepe en dieper,
De afgrond in,
Meegespoeld,
Door verdriet en tranen,
Weer terug naar het begin.
Terug naar af,
Asgrauwe ogen,
Zit ze daar,
Verlaten van alles en iedereen,
Met haar hoofd gebogen.
Dolend door de tunnels,
Van helse pijn en verdriet,
Blijft ze daar vastgeketend achter,
Maar om hulp roepen,
Doet ze niet.
Met haar ziel gebroken,
Haar lichaam verdoofd,
Ziet ze niet meer het levenslicht,
Omdat ze er,
Niet meer in gelooft.