Bij het vroege ochtendlicht
krijgt elke dag zijn nieuwe
gezicht. Ik kijk wat om mij
heen en fluit de vogels weg
onder hun steen. Wat kan de
ochtendmens gelukkig zijn
om het kleine dat toch heel
groot kan zijn.
Bij het vroege ochtendlicht
plooien de zorgen mijn gezicht.
Ik wordt mij langzaam bewust van
de zwaarte van de dag; van wat
mogelijk is, maar vooral niet mag.
Wat kan de ochtendmens beperkt zijn
om de grote pijn, die de mens toch
weer heel klein doet zijn.
Bij het vroege ochtendlicht
toont zich altijd weer een
glimlachend gezicht. Ik weet dat
wat er op mij drukt van betrekkelijke aard
is tijdens mijn vroege ochtendgang.
Wat kan de ochtend wereld toch schitterend
zijn voor de kleine mens
die zich bewust is een deel
van de grote wereld te zijn
Mijn hele wereld draait zich naar het
ochtendlicht; geeft aan de dag zijn
nieuwe gezicht waarachter ik al mijn
zorgen heb opgeborgen. Geen vrijheid
weet zich beter verworven dan de vrijheid
die wordt gevoeld bij het
licht van de nieuwe morgen.