Mijn klaprozen
‘Er staat een paard in de gang,’ zong ooit de heer van Duin.
Maar wat pas erg is mijnheer van Duin, er stond daarnet een nijlpaard in mijn tuin.
Het beest deed al mijn klaprozen kapot, met klaprozen word niet gespot
En woedend schraapte ik mijn strot, en riep toen ‘Nijlpaard opgerot.”
Maar ’t nijlpaard schudde met de kont en zei.’ Je hebt een grote mond’
Ik stapte driftig in het rond. ‘dit is mijn tuin dit is mijn grond’
‘Jou tuin, jou grond, ’t kan mij niet schelen er is genoeg wij kunnen delen’
‘Ik kom hier echt van jou niets stelen, komaan wij kunnen samen spelen.’
“ Maar ga toch weg of ik krijg nog wat, jij trapt mijn klaprozen zo maar plat’
‘ Wat lul jij man ik ben het zat, van jou klaprozen krijg ik wat’
En het nijlpaard ging maar door met plagen gewoon maar om mij uit te dagen.
Ik kon ‘t gesar niet meer verdragen en riep,”Moet ik je buiten dragen! ?’
Het nijlpaard trok een rare snuit, schudde de kop, lachte mij uit!
‘ Jij slappeling brulde het luid. Jij krijgt mij nog geen duim vooruit.’
Mijn adrenaline steeg toen wild, en al mijn stoppen sloegen tilt.
Ik heb mijn woede uitgegild en de hypodonder opgetild
Ik heb niet op ’t gewicht gelet, het ziedend uit mijn tuin gezet.
Mijn klaprozen geheel geplet, leg ik vanavond in mijn bed.
Als ze volledig zijn hersteld, plant ik ze in een korenveld
Ik heb het aan de directeur verteld, in de instelling ben ik nu de held