Onder chocoladeregen walst gij door de
Lengte heen; en gij weeft het heden
Parallel op, Nog voor de oude dag de oosterzonne verkent.
Waar het geslagen room van vol loopt;
begraaft de heremiet zijn tekort in
vanilleweemoed. Daar gij in het oog van de natuur
de luchtstroom van mijn bakermat
en depressies de hoogte injaagt; pluk ik
nieuwe lagen zodoende wij genoeg vlammen
meedragen.
tot wij het oudste verbond groeten en
als cluster de melkweg stel(l)en.
Dan lepel ik jouw begeerte; uit de
Banaanbruine rotzooi want crescendo’s
Vormen ons v(v)eer.