Een land zeer ver hier vandaan,
waar harig, donsige wezens bestaan.
Deze ronde diertjes, treegjes genoemd,
zijn niet groter dan voetballen,
Ze stappen niet maar rollen,
opdat ze niet zouden vallen.
In geen enkel geschiedenisboek vernoemd,
want nog nooit werden ze door een mens gezien.
Het land van deze vrolijke bollen,
kreeg de naam mee NniriE.
De steen noemt er stien,
gras is er blauw,
nooit, echt nooit is 't er kou,
en raar maar waar,
bomen zingen er 'Kirie, kirie'.
Zeer snel rollen er de treegjes,
daardoor nog nauwelijks zichtbaar,
op paden tussen kleurige plantjes,
jep, daar rollebollen ze, door die natuurlijke steegjes,
zo hotste en botste ook hij,
zijn vrolijke naam was 'plezantjes',
maar hij ging veel te snel en knalde op haar,
"sorry, sorry, sorry" is wat hij haastig zei.
"Rustig maar schatje, wees kalm, bedaar."
Ze was in 't geheel niet boos,
gaf hem een lieflijke zoen,
en moest toen wasjes en plasjes gaan doen.
En 'plezantjes' bleef staan, heel rood van 't gebloos.