Het maakte niet uit,
waar we zouden zijn.
Al was het
in die tijdloze
laatste delen van de nacht;
ergens
in de kilste uithoek
van de stad,
We klommen
in lantaarnpalen
en dansten om
half verrotte banken,
bij het stinkende water
bij de haven;
ergens
op een plek
waar nooit mensen
kwamen,
Al zaten we
midden in een storm
of de stilte
van de mist.
Wat we ook vonden,
alles was speelgoed;
als kinderen,
ontdekten we,
elke dag...
Maar jij viel
in de handen
van een vrome ploert,
die onze jaren wegnam,
tot je bijna
verschrompelde.
En ik koos
de verkeerde,
gedreven door wanhoop;
ik hoorde
de korte zucht,
van die drie en twintig jaar...
Soms
zoek ik je nog -
herinner ik me even,
die randen
van de liefde;
tintelende lucht....
Maar het verhoogd
alleen maar mijn woede
en raak ik het beeld
niet meer kwijt;
het voldane monster -
de duivel,
die obsessie heet,
als ik steeds
dat meedogenloze,
dode gezicht
voor me zie
en nu moet ik
vluchten....
Auteur: Sneeuwvlok | ||
Gecontroleerd door: | ||
Gepubliceerd op: 24 september 2012 | ||
Thema's: |