Tijden aan de voet van ons bestaan
bezitten de kern van oorzakelijkheid
gedogen de wirwar van onze grilligheden
dragen onbenullige seconden en minuten
van verspilling aan negatieve energie
Onze schaduwen bekoelen
het schemerlicht ontluikt duisternis
de luwte in onze handhavende storm
weggewaaid met onze herinneringen
geduld slaapt in vervlogen illusies
Ons samenzijn werd bondgenoot
van ontelbare lege wijnglazen
waarvan het rode vocht iets teveel gemorst
het karaf van verweerd kristal
draagt sporen van een fel verleden
Het vervagend boegbeeld
verminkt als een lijdend sculptuur
beaamt het waagstuk van onze liefde
de horizon prijkt in sluimerzicht
blindgeslagen door hopeloos verlangen