Vers vlees.
Er lag een vliegje in mij bord, net in dat chic hotel.
Ik riep toen ober. ’Kijk een vlieg, mijnheer, zeg kan dat wel!’
‘Een vlieg mijnheer ze is zo klein ’t is nog geen frikadel
Zij is vast aan mijn oog ontsnapt, mijnheer dat kan toch wel!
Ik keek de man verwonderd aan en vroeg hem zeer beleefd.
Of ieder mens dan in zijn soep zo’n vieze diertjes heeft
‘De ene een dode ossenstaart, de andere heeft een kreeft.
Een vlieg mijnheer, dat is een feest, en kijk voorwaar ze leeft.’