Over vlakke landen,
in de diepste grachten,
onder het groenste mos
blijven gevoelens verscholen
ontelbaar als gekleurde bladeren in een herfstbos.
Het plaatje zo mooi, een alledaags beeld;
in schijn ongeschonden een gedachte door ieder vereert.
En dan kwam de zang van een vogel,
zo een rare nog pluimen nog tooi,
die eerste in stilte en dan over alle kruinen
een lied zong van de gedachten, die aan ieder eens behoorde.
Als een bries zwol de klank
gedragen naar een orkaan die de gevoelens losmaakt,
die in ieder ooit eens waren ontstaan.
Ergerde de vlakte, vulde de diepe dalen
verstoorde het vallen van de dorre bladen.
Die is verkeerd gonsde het door het bos,
de vogel fluit een melodie die ieder weert,
verbanning zal worden zijn bekomst.
Maar de dag wilde anders,
wreed verstoorde bliksem daar de blauwe hemel
de hymne verstomde,
de wereld gebogen, in ongeloof wenend.
Bitter waren de gedachten, is dit wat men wil,
een vogel wel in het bos, maar zonder zang,
op een tak verstard zittend…….. en stil?
“….in wreedheid verstoord…”