Geknield prevel ik nog wat woorden, maar de zon is al sinds uren ondergegaan en het wordt geen zonsopgang meer vandaag besef ik me. De fles gaat open, de glazen leeg. Middernacht is nog ver weg.
Ik ruik je geur,
ik ruik je
en rijg je
aan mijn ziel.
Boem.
Je zit vast.
Schat.
Dieper dan geknield wacht weer de put, maar ditmaal ga ik ernaast zitten en tel de zielen die ter plette vallen, stuk voor stuk gaan ze naar de tering en ik voel ze allemaal opstapelen in mijn hart. Het gevoel te stoppen is onmogelijk blijkbaar.
En ik kniel neer,
voor jouw grootste kleinheid.
Omarm me, bevrijd me.
Hier is het mes
en hier mijn hals.
Je lacht hardop, tilt me op en draagt me weg. 'Dit is jouw wereld niet, je hoort in de mijne.' Ik zeg niets en volg je in vliegtuigen en treinen. Je hebt gelijk, je hebt altijd gelijk en ik ben een broekie. Mijn verstand is nutteloos en zonder ballen kom je toch nergens.