Diep in mij liggen de woorden die ik wil schreeuwen, wil schrijven, maar die verstomd zijn gebleken na de eindeloze voortzettingen van stilten. De radeloosheid is nu radarloosheid geworden, en dieper dan diep huist de angst, de angst die niet diep wil blijven zitten. Het spel dat ik beheerste, heb ik vrijwillig neergelegd maar na maanden, na weken, na uren? Weet ik niet meer of het staakt het vuren gelijktijdig was.
Overal hangen jouw ogen, overal hangen jouw vingers. Ze maken me blij, ze verrassen me elke keer als ik ze zie en ik zou ze nooit meer weg kunnen halen. Jouw geur kan ik me letterlijk voor mijn geest halen; zoals je bij me bent, ben je tevens in mij. Ik heb je duizenden dingen gefluisterd, en in je slaap praatte je terug. Onbewust, je zei de goede naam bij de goede zin. Freud en Jung zouden trots op je zijn, en zouden hun stellingen met jou willen onderschrijven als ze nog hadden geleefd, maar net als Napo zijn ze overleden aan de tand des tijds. Net als dat ik slachtoffer zal worden, een gewillige, net als de drie groten.
Ik trek de dagen door, maar ben mijn zekerheid verloren aan de woordenloosheid die in mij huist. In plaats van jou, ben ik mezelf verloren voor de tweede maal. De eerste keer heb je me helpen winnen, de tweede keer is te duidelijk om te verwoorden.
Dit verlies kent geen tijd. Ik was zo graag goed genoeg geweest zonder erom te vragen. Nu ik langzaam erkenning begin te krijgen, ben ik er ook al klaar mee. Ik kan wel schreeuwen, ik kan wel schrijven, maar wie zegt dat jij het hoort, dat jij het leest? Ik heb inmiddels vierenvijftig pagina's hier liggen die ik je niet kan sturen en inmiddels weet ik waarom. Gewaarschuwd door iedereen mag ik mezelf niet nog eens kwijtraken, al is liefde een leukere dwaalweg dan de dood. Maar de laatste is vriendelijker.