Kijk;
de wind waait door de boomtoppen
jouw stoel staat me aan te staren
de tegels maken kleine rondedansjes
de buurman speelt zijn blokfluit krom
de nacht valt met bakstenen uit de lucht
splijt schedels van onbedachtzame zondaars.
Ruik;
de wind waait door de boomtoppen
een zachte walm van braaksel vult mijn neusgaten
half verteerde maden en spinnen
krioelen door het rotte hout van de blokfluit
de lippen van de buurman omsluiten het mondstuk
krijgen niet meer de mogelijkheid om te fluiten.
Proef;
de wind door de boomtoppen
een weeïge smaak van kapot gebeten larven
leeg gezogen ingewanden,
verloren schoonheid.
"Mala mens, malus animus."