Ik mag niet meer voelen. Ik moet alles uitschakelen. Want wanneer ik dat niet doe, voel ik de pijn pas echt. Als handen me aanraken sluit ik slechts mijn ogen. Geen zin om te protesteren, te moe om terug te vechten.
Alles doet pijn, maar dat zal ik nooit toegeven. Misschien, heel misschien, ben ik dan toch sterk. Sterk omdat ik boven de pijn verheven ben. Maar het put me uit. Mijn lichaam is niet meer van mij. Mijn lichaam is mijn instrument, maar ik kan er niet meer op spelen. Misschien ben ik dan toch zwak. Te zwak om te zeggen wat ik denk of vind. Ik wil niet meer het instrument van iemand anders zijn. Ik ben toch geen eigendom? Waarom gelooft hij dat dan toch? Hij zou mijn bescherming moeten zijn. Waarom gebruikt hij me?
Ik vraag me af of het hem iets doet als hij mij dwingt om iets te doen wat ik niet wil. Hoe voelt het om een lichaam te voelen verstarren als je haar aanraakt? Vertel het me maar, is dat het toppunt van plezier? Ben je dan sterk? Als dat zo is wil ik misschien niet sterk zijn. Ik zal nooit dezelfde fouten als jij maken. Ik zal nooit iemand kapot maken. Zelfs als dat de enige uitweg lijkt. Ik vind mijn eigen weg wel, ooit. Tot die tijd ben ik jouw instrument, maar eens speel ik mijn eigen muziekstuk. Ver weg bij jou.