Lief klein poesje,
wat ben je tog een snoesje.
Ik neem je meteen mee naar huis.
En dan maak ik een kruis,
want mijn oude poes is weg.
Dat was heel veel pech.
Nee hoor, ze is niet dood.
Maar ze is wel al heel erg groot.
Ze is nu op een betere plek.
Oohja, ze heeft ook nog een vlek.
Een vlek op haar neus,
ze leek toen wel een reus.
Ik mis mijn oude poes,
ze heette minoes.
En jij lief klein poesje,
jou noem ik loesje.
De zon schijnt fel,
maar dan gaat de bel.
Ik doe direct de deur open.
Oh, ik kan mijn ogen niet geloven!
Ik zie mijn oude poes daar lopen!