Ik ren zo hard ik kan
terwijl ik onophoudelijk je naam roep,
luider en luider.
Mijn hart bonst in het ritme van mijn voetstappen,
sneller en sneller.
Ik blijf lopen, de longen uit mijn lijf.
Mijn schreeuw snijdt de hemel open
en het lijkt alsof de sterren er één voor één uitvallen.
Net als druppels bloed uit een wonde
die veel te diep is om ooit nog te kunnen genezen.
Ik besef dat, doe hard ik ook spurt,
ik de tijd niet meer in kan halen
en dat onze momenten samen al lang vervlogen zijn.
Hoe hard ik ook probeer ze terug te roepen.