Er was eens een stad daar ging het gerucht ging dat
ieder zijnen buren haatten.
En toen was er eens een jongen die, uit een stad
waar ieder medelijden met elkander had,
- wellicht kunt u zich voorstellen wat een trieste boel dat was -
ontvluchtte zo vlug als u dit las.
Weldra hij zijn nieuwe pand betrad,
op zijn gemak zijn inboedel had uitgepakt,
besloot hij kennis met de linker buurman te gaan maken
klopte aan bij zijner deur, en wachtte opgelaten.
- Vergeet niet, deze jongen was het gerucht nog niet ter ore gekomen,
en nietsvermoedend stak hij van wal toen de deur werd geopend. -
'Dag buur, hoe maakt u het?' zo gezegd, zo gedaan.
'Ik haat u' sprak toen de man en keek hem vol verachting aan.
Uit het veld geslagen probeerde de jongen verder te vragen,
maar voor hij kon spreken werd de deur al in zijne gezichte gesmeten.
Met de mond nog open en geheel ontdaan stond de jongen daar,
en bedacht dat hij maar beter terug naar huis kon gaan.
Zo bedacht, zo gedaan. Terug thuis at hij zijn eersten avondmaal
en zei bij zichzelf: 'Ik haat mijn buurman' en zo eindigd dit verhaal.