...
Ik had al dagen niets gegeten
niets gedronken, niets gesproken
het was duister en akelig stil
mijn lijf voelde koud, en gebroken
Ingebouwd tussen steen en herkenbaar
meubilair, gehavend wel, net als ik
ik was thuis maar tevens zo verdwaald
daar de klok maar hoor, geen tik-tik
Puin en stof vervelden mijn lippen
ik voelde hoe het bloed mij langzaam
verwarmde, en terwijl ik lag op 'n bed
van scherven, hoorde ik daar mijn naam
Ik draaide mijn hoofd, om en daar lag
mijn vrouw, alsof zij uit een diepe rust
ontwaakte en de verwoesting van haar dromen
had meegenomen, o hoe graag had ik haar gekust
Maar mijn naam was haar laatste adem
en haar hoofd viel zachtjes op een kussen
van gruis en glazen splinters, en ik was weer
alleen, meer gebroken - en kouder intussen
Dagen gingen voorbij en binnen mij vrat
een leegte, de kiezen van de dood zijn hol
en vol gebreken, o ik voelde mij tot stof
weerkeren en al werd aarde donker, ik een mol
Diep in duisternis groef ik mij een weg
naar het licht, lange tunnels grove klauwen
tot eindelijk ik ' werd verlost van last
en leven, en stierf in een Luik van gebouwen
F.