de deuren opengewaaid,
de gordijnen spelen slepend,
een loom spel met de zomerwind
waar de atmosfeer beschermt,
de radius van de zonnewind
komt er niet aan,
een hond met tong als een
zeemvel, droomt in de opening van
het half verstedelijkt portaal,
de volle maan, een anomalie
tot zijn droom, de schommelstoel,
een exact kopie tot die van
wijlen S. Becket,
schommelt je de trans-scriptie in
dieper en dieper, door de lagen
van de literatuur, van nature uit
zijn we transformators, gevormdt,
door de zingeving,
van zacht geel tot diep blauw,
in transedentie is zelfs smaragd
rood een golflengte tot frequentie,
zoals vóór slechts in verhouding tot
achter staat,
beweegt het 'midden' der zinnen,
al verandert haar intensie niet,
het gevoel fluxeert en neemt over,
de ziel ademt in meerdere kleuren,
dan het hart dat in relaxatie,
het middenrif laat stijgen en weer
vallen, zoals ook de getijden zich
laten berijden door de maan,
van een ander tijdsbariëre,
zich losmakend van de menselijke
realiteit, om zich in expansie over
te geven tot dit panoramisch bestaan,
de grenzen vervagen,
zelfs bloemen
'die van het kwaad'
overleven zonder naam,
de deur inviteert de stille bries, zodat
zelfs de zachtste tapijtharen overeind gaan staan
oprecht voor het fantoom, van lichtdoorwekend
alure, illuminari als de eerste ekstase
van het zijn-van-de-waan,
wit als het verenpak van de zwaan
die in paren komt,
het voor-de-ander-zijn, komt als
de zachte aanraking die tenen kromt,
en op het portaal valt een diepe zucht,
waar een droom wordt weggegromt