Nachthuiver
Kom duister neem mij bij de hand
voel desnoods diepgaand aan de tand
behoef immers niets meer te maskeren
de meesteres gaat sowieso verlorenen offreren.
Staar niet zo astrant terug gij deemstering
bastaardkind, hoerenzoon, gij vreemdeling
ontslagen als bezorger van de dood,
ben ik gestopt als handelsman in lood.
Klaar zijn dromen over duivels en demonen
flauwhartig onbemiddelbaar om zelf te komen
luister; pak paard klim in de benen
bij ochtendstond ben ik allang verdwenen.
Gij dwaas, te dreigen met kastijden
hoort; ik heb niets meer met lijden
van nu af aan ben ik de jager, zij de prooi
de waarde van haar voortbestaan
is zelfs nog minder dan een fooi.