Eenzaam en alleen loop ik in de straten van verlangen, waar de lantaarnpalen uitdoven en de regen neervalt. Kijkend in de achteruitkijkspiegel naar het verleden. Daar waar we eens waren. Een druppel valt in mijn ogen. Het lijkt net als de dag van gisteren dat je voor me stond en zei dat je van me hield. Zonder jou lijken de straten eindeloos lang. Je kan blijven lopen maar er lijkt maar geen einde te komen . Ik hou me vast aan de gedachte dat je misschien wel aan me denkt. Ben jij die dagen vol zorgen, pijn en verdriet wel waard? Altijd als ik je vraag wat ik moet doen zeg je ‘ik weet het niet.’ Daar ben ik niets mee. Ik wil een brug bouwen tussen ons. Waarover men niet spreken kan, daarover moet men niet dichten. Je gaf me de mooiste tijden van mijn leven, doch was het dat niet waard, je geeft me nu enkel ellende. Ik volg de loop van het water en zal niets doen dat daar tegenin gaat.