JIJ
ik voel vlinders,
vlinders in mijn buik,
ze kriebelen,
als ik denk aan jou.
maar ook het doet pijn,
want ik denk dat ik je niet kan krijgen,
ik durf niet,
maar die vlinders blijven.
ze kriebelen zo,
het voelt zo fijn,
maar ik durf er nix mee,
durf het niet tegen je te zeggen.
maar ik zie je iedere dag,
op school, of in de stad,
ook als je er niet bent,
dan zie ik je nog.
altijd zie ik je,
in mijn gedachten,
altijd denk ik aan jou,
altijd zie ik je!
maar je bent onberijkbaar,
onberijkbaar voor mij,
je ziet me niet staan,
merkt niet wat ik voor je voel.
merkte je het maar,
of durfde ik het maar te zeggen,
te zeggen wat ik voor je voel,
durfde ik je maar te zoenen!