Uit 'Herboren' (doorlopend gedicht)
... want je kiest haar niet boven Mij.
De vrienden
Zij gaf toch het leven aan je kinderen?
Zij heeft je liefde beantwoord, zij heeft
je gevolgd tot waar het niet meer kon.
Verder nog! Hij wil je verder verleiden,
tot je zegt: hij was toch niets voor mij.
Hij fluistert haar in, te letten op je *
tirannerij die door mildheid
gecamoufleerd wordt, hij domineert je
en je ziet het niet, zo zegt hij. Laat
hem varen, laat hem gaan, laat hem op
zijn mesthoop zitten. Je gaat toch niet
mee gaan stinken en door honden je
zweren laten aflikken? Je vrienden, je
vrienden pakt hij aan. Eindelijk kunnen
zij hun verontwaardiging uiten, eindelijk
zien zij hun kans voor de volle lading. Je
hebt nooit iets goeds gedaan, hoewel zij
je prezen in je aangezicht als het je
goed ging. Je bent hoogmoedig geweest,
want je wou meer dan hen. Het ergste!
Je bekritiseerde hen: zie je nu wel! Ze
slaan, voor één keer, de handen in elkaar
om je eindelijk te kunnen zeggen wat je
verkeerd hebt gedaan. Ze verwijten je
hooghartigheid, je liet hen doen op
't laatst, terwijl ze voelden dat je het
afkeurde wat zij deden. Nooit vergeven!
Met je raad konden zij niet leven. Zij
kwamen horen wat je zei, en als een
klapei je woorden verdraait, en als het **
in goede aarde viel maakten ze van jou
woorden de hunne. Onder vier ogen
ontfutselden zij, half begrepen banali-
seerden zij. Zij verkondigden als het
ware, wat zij niet begrepen! Gelukkig
begreep je hen, wou je hen begrijpen,
zodat je dosis nooit te hoog was en zij
nog konden verder leven zonder al te
verontrust te zijn. O jij, waarom was
je niet weggegaan naar andere streken?
Met je raad konden wij niet leven. Wij
luisterden niet, zodat wij konden verder
doen als leken! Tot die hoogte, verder
gaan we niet! Wij zij niet gek, wij
volgen niet, wij willen niet. Wij kunnen
niet! Want, wij zijn niet vrij, wij zijn
aan de wereld gebonden.
* ... Hij fluistert haar in: de Satan!
** klapei: roddelaarster, oudere vrouw die achterklap gebruikt.