Schuilt achter haar vermomming
een tere jonge vrouw
Die altijd maar op zoek is
en zich ontplooien wou
Zij houdt niet van haar lichaam
Ze kan haar hoofd niet kwijt
Met al haar vele hersenspinsels
vol losgebroken krijt
Donker gruis valt uit haar wimpers
en bedekt haar hart met stof
Haar ogen, die staan glazig
Niet glanzig, maar heel dof
Ze kan het licht niet vinden
maar enkel het duister dat haar omhult
haar leven bestaat uit vechten
en haar hart met haat gevuld
Laat het verleden branden
Zij leeft niet in het heden
Toch is het enkel zij
die haar toekomst kan bekleden