Eén vrouw blijkt teder als refrein
dichtbij waardoor zij onbereikbaar lijkt
waar men mee leeft op dunne rode lijn
en elke ontmoeting het leven verrijkt
knielen en bidden brengt geen soelaas
wel aanvaarden van wat moet zijn
harten beroeren maakt niemand tot dwaas
elke aanraking blijft een tintelfontein
geuren gaan over in tastbaar gevoel
smaak beeldhouwt mijn herinneren
houvast rekt, krimpt doch nooit koel
tastbare droom is niet te verhinderen
moet men haar plaatsen op een voetstuk
en beschermen met warm houten schrijn
of laat men haar in haar aards geluk
waar zij straalt en blij kan zijn?