Knecht des Heren……(Jes.53).
Ten hoogste zal Hij zijn verheven
maar hier in ’t aardse huis
staren wij naar een kruis.
Ons richten is daarbij gebleven.
Misvormd, niet mens’lijk Zijn gelaat
spijkers in handen….voeten,
zoals wij hier God zelf ontmoeten.
God in de mens….onz’ toeverlaat !
Volk’ren en koningen verstommen
om wat zij zien….hebben gehoord
hoe hier de mens Zijn God vermoordt
De rechtsstoel heeft beklommen.
Hij was veracht, alleen gelaten,
niets godd’lijks hebben wij begeerd
Wij hebben ’t heil de rug gekeerd,
voelden ons hoog verwaten.
Toch heeft Hij ziekten ,onze pijnen
op zich genomen en gedragen.
Wij ranselden, Hij kreeg de slagen
Dit al uit liefde tot de zijnen.
Zijn striemen tonen ons genezen.
Geen klacht kwam uit Zijn mond.
Hij was het die ons kwaad ontbond,
wij zijn door Hem uit ’t kwaad herrezen.
th