had ik ooit
nog veel geduld,
welnu mijne heren,
dat is op !
geloven in kabouters,
gezeten op gespikkelde paddestoelen,
fabels van elfen en luchtkastelen,
ga je gang,
voor mij niet gelaten !
beloften en geloften ?
heel zoet voor de vromen,
zo kan je blijven dromen,
geef me nu liever appels,
voor citroenen,
want sinds 't glas brak
dat ik krampachtig
vasthield als een kwezel,
of men kop stootte
zegt de wijze ezel in mij,
met alle chinezen,
maar niet meer
met den dezen !