In duizendeneen levens... IX
Alles was rood, door het bloed,
Het gleed zachtjes naar beneden,
Op het tafelblad lag ze,
Ogen wijd open, terug kijkend op het verleden.
Aan mijn handen kleeft het goedje,
Afwassen zal niet helpen,
Heb een grote wond gemaakt,
Die moeilijk is te stelpen.
In mijn dromen zie ik haar steeds,
Steeds maar weer glimlachen,
Haar haren suikergoud, haar lippen o zo zoet,
Maar enkel wat ik nu van haar heb,
Is haar rode bloed.
Ik kan het niet vergeten,
Niet vergeten wat ik heb gedaan,
Ik zal het altijd blijven weten,
Ik zal met dit moeten verder gaan.
Mijn vingertoppen zijn nog rood
Heb haar hartig bedrogen
Ben gevangen en zit nu
Met haar spiegelbeeld in mijn ogen