De grote stoere bomen sterven uit
Er worden enkel nog kleintjes gepland
Zo gaat de natuur vliegend achteruit
Met het hout dat niet eens wordt opgebrand
Fier als gene met hun verwoeste buit
Van het versnipperde hout aan de kant
Is het nu verdeeldheid die de klok luid
En geen kruin die noch ene schaduw plant
Onder het kappend en zagend geluid
Van het sterk machinaal geknarsetand
Hoor ik geen vogel meer die vrijuit fluit
Doch wel het piepen ener autoband
Trots dit alles mij tegen de borst stuit
Vliegt dit gedicht toch in de papiermand
Want al heb ik nu mijn gedacht geuit
Hoop ik dat ik er noch niet bij beland