Vertraagd is het licht dat door de wolken schijnt,
Voortgebracht van de ongeboren kinderen,
Zodat het duister weer wordt omgebracht.
Toch komt de sneeuw er zwoegend doorheen,
Verlangens en de dromen..
Ik wil begraven worden en nooit meer terug hoeven komen.
Donkere koelte komt mijn lichaam binnen,
Gevangen in een mist van binnen uit.
Verloren is het gevecht, verdrongen,
Zie daar de scherven van mijn gebroken ruit.
Meeuwen kwetteren door mijn angstig geschreeuw.
‘Ik wil niet meer, help me toch’.
Blikken achteruit geworpen,
Mijn hele leven is verraadden en bedrog.
Ik haat het als het licht weer begint te schijnen,
Verbergen met donkere kleding in het bos.
Niemand mag mijn gezicht lezen,
Niemand mag van mijn leven weten.