Zij zit daar alleen.
Ze mist iedereen om haar heen.
Opgesloten in haar huis.
Haar man zit altijd voor de buis.
Ze weet niet wat ze moet doen.
Haar man zegt alleen maar "geef me een zoen ".
Tot op een dag dat ze het niet meer aan kon.
Haar man lag weer lekker in de zon.
Zij zat te huilen.
S'avonds had ze eindelijk een beetje gezelschap van de uilen.
Ze pakte een mes.
Haar man kwam naar boven met een fles.
Ze sneed haar pols door.
En haar man dacht weer aan zich zelf en hij zij "hoe vindt je me snor".
Zij zij "ik wil dood".
Haar man werd rood.
en zag het bloed over haar hand en pols stromen.
Hij keek eerst naar buiten naar de bomen.
Haar laatste woorden waren "Ik heb nooit van je gehouden".
Der man kon het niet meer behouden.