Ons lijden.
In mijn gedachten vlieg ik door de harten van mijn vrienden.
Ik vlieg door de duizenden gedachten van hen.
Gedreven naar de achterste hartkamers van hun harten.
Want daar zitten onze smarten.
Wij voelen smarten, wat anderen niet kunnen bevatten.
Het zijn onze schatten van ons diepste verdriet.
Dan zie ik mijn gedachten gaan naar hun hartkleppen.
Die anderen roepen om te helpen.
Te vragen of anderen de pijn willen stelpen.
Maar ach zei kunnen het ook niet helpen.
Want die hartkleppen is ons een te groot geheim.
Want dat is toch ons masker?
Wat ons ten diepste het meest doet belasten.
We doen ons problemen alleen maar verschuilen achter die hartkleppen.
Wat ons des te meer doet huilen.
En waardoor we alleen maar verder vallen in onze valkuilen.
Wie geeft ons een plek waar we onder ons ideale geluk kunnen schuilen.
Ons verlangen om eens het verdriet te mogen ruilen.
Met het geluk wat zo ver weg blijkt te zijn.
Want onze pijn en smarten zijn zo ver gezonken in onze harten.
Alle woorden van anderen, doen ons niet meer geloven.
Want die woorden doen zoveel beloven.
Maar wij zien die beloftes vallen in diepe kloven.
Wij hebben toch immers al teveel gedachten gehad.
Dat het nut uit ons leven is gewist.
We zijn immers al te ver dat pad opgelopen.
Waar de hoop ons tevergeefs doet hopen.
En zich alleen maar doet verkopen.
Voor ons een te dure prijs.
We kunnen toch alleen maar geven een ongewenst hartsgekrijs?
Mijn bede is telkens een verlangen om uit mijn benauwde gevoelens op te rijzen.
En het is God die me doet oprijzen.
En dat kan ik bewijzen.
Dat Hij het was die mij dragen deed.
In het verleden en in het heden.
God was het die mij dragen deed
Zodat ik niet meer kon klagen in mijn eindeloos lange strijd.
Want Hij is het die mij heeft bevrijd.
Alleen maar omdat we Hem zouden prijzen.
Die God kan ook jou bevrijden uit jouw lijden en het eindeloos harde strijden!