Vind je het erg, dat ik niet verdrietig ben,
Dat ik niet treur omdat ik je niet meer ken?
Ja ik ken je wel en je bent er ook,
Maar niet meer tastbaar, hoorbaar en hoe je rook?
Je bent herinnering, verleden tijd,
Maar dat ik je niet continu mis, vind ik raar tot mijn spijt.
Met vlagen een gevoel van verdriet,
Omdat je de wereldse dingen niet meer ziet.
Je achterkleindochter, alweer 4 maanden oud,
Als je nog bij ons was zeker ”je stukkie goud”!
Weet je dat doet me het meeste pijn
Dat jullie niet samen kunnen zijn.
Wat zou je trots geweest zijn, 4 vrouwelijke generaties op een rij,
Maar helaas, jij bent er niet meer bij.
Haar naam Naomi, vond ik gewoon mooi, had er niet verder over gedacht,
Tot Pascal zei; “Na-omi, mooi bedacht!”
Ja Naomi, leven en dood,
Jij liet het leven en ik droeg haar in mijn schoot.
Hoe dubbel kan het leven zijn,
En dat oma dat doet me pijn.
Dat jij er niet meer bent…ik heb er vrede mee,
Jou te zien lijden en vechten is iets wat me heel veel deed.
Je hebt nu je welverdiende rust,
En ik heb me daarin berust.
Maar toch, soms een egoïstische gedachte van mij,
Was je er nog maar even bij.
Dat je even m’n kleine meid kon zien en knuffelen,
Even haar baby geur op kon snuffelen.
Dat je even haar wijze koppie kon opnemen,
Even met haar kon flemen,
En toch oma, geloof ik dat je haar ziet,
Mijn kleine wijze baby griet.
Dat je volgt wat ze doet,
En die gedachte doet me goed.
Maar toch, soms die egoïstische gedachte van mij,
Was je er nog maar even bij.