De krans van gesponnen pracht
verraadt niets van haar gedachten
alleen en eenzaam zonder kracht
enkel stilte door haar wachten
Haar ogen teneergeslagen
waar moet het met de wereld heen
de bomen om haar heen die weeklagen
de doorzichtige regen, zij weent
Het kopje gebogen
de schouders omlaag, ineengedoken
eerst nog ingetogen - maar nu
zijn haar gedachten ontloken
Alles om haar heen
heeft haar woorden gehoord
haar geklaag, haar geween
het snikken, gesmoord
Het gras, het water, de wind
zij huilen met haar mee
droevig om het eenzame kind
daar zittende, klein en gedwee
15-02-06