November heeft het kwaad
met kil zonlicht en buien
die uit zee het land bevlekken
met de dreiging van kou.
De herfst ligt uitgeput
gevloerd in bladerpulp.
De bodem is zwaar
zuigt de voeten zeer.
De bomen kennen geen troost
in de bladval van verdriet.
De takken kaal en willoos
stijf de stam die ze torst.
Woest walst de westenwind,
de lucht geplet door donker dreinen.
November kent geen genade
alle zielen sterven zich dood.