Twee ramen zitten gevangenen in een stenen muur
beiden moe, beiden alleen.
Het ene ben jij,het andere ben ik.
Deze muur is gebouwd van zwarte stenen,
bedekt met de vale kleur van gedroogd mos.
De muur heeft een slot
op onze vermoeide lippen gezet,
zodat we niet met elkaar kunnen praten.
We kunnen ons niet bewegwen,
Onder de zwaarte van deze muur.
Het hele verhaal van de liefde tussen ons
is een verhaal , het verhaal van de muur.
Er is altijd een afstand geweest
Tussen jouw handen en mijn handen.
Met deze bittere wetenschap
Zijn onze dagenen nachten voorbij gegaan.
De afstand tussen ons is niet groot,
Maar te groot voor ons.
De enige verbinding tussen ons,
is slecht de vriendelijke hand van de wind.
We moeten gevangenen blijven.
We leven zolang we gevangen
zijn.
Voor ons is vrijheid de dood.
Zodra we vrij zijn sterven we.
Soms hoop ik dat de muur afgebroken wordt
en ik samen met jou zal sterven
en we in de hemel elkaar handen kunnen vastgrijpen.
Mischien dat daar harten
Zonder pijn van afkeer bestaan
En er geen muren tussen de ramen zijn.