Ik heb reeds zoveel mensen leren kennen
Maar ik ben er ook reeds heel veel vergeten
Ze konden zich aan mijn vriendschap niet wennen
Hebben mij zelfs geen vaarwel toe gesmeten
Soms zie ik beelden, hoor ik vage stemmen
Doch vraag mij niet hoe ze allemaal heten
Alsof ik ze uit mijn hersenen wil stremmen
Lig ik er als een nachtmerrie te zweten
Zij zullen mij het geluk niet afremmen
Na al hun plagen ben ik goed gezeten
Wijl zij zich niet hebben kunnen ontwennen
Om later door wroeging te liggen bleten
Toch wens ik over niemand kwaad te pennen
Ook niet al hebben zij mij ooit verweten
Ik hoef niet almaar van en naar iets rennen
Als lag ik door jaloersheid aan de keten