De nacht lost reeds op in het oosten
Me vastklampend aan de laatste nevels
Schuw ik het licht, meedogenloos fel
Niets blijft er voor geborgen
Ik wil regen, sneeuw, een grauwe deken
Huilende winden, ontroostbare pijn
Ik roep de winter van het leven aan
Vraag naar de kille nevels van de dood
Fluister een afscheid dat geen afscheid is
Adem wat geen adem is
Verdwijn naar wat nergens is
De dag waar geen licht meer is
Nacht van eeuwige duisternis
Slechts boven ’t graf de versteende maan