London's rose
De sonnetten wachten in London’s Rose
als een zoete glimlach naar een oude poëet.
Ik heb hem niet gedood, O God nooit!
Maar ik heb zijn inkt als bloed aan mijn handen kleven.
En zijn liefde als een theater naast mij liggen.
Het geluid van de morgenhaan is de avonduil.
Blijf bij mij zoals de zon komt in Mei
Mijn liefde is zo wijd als zee, zo diep als oceanen
Of hemel in de nacht. O simpele dwaas,
voor één kus trotseer ik een honderd schepen!
Blijf bij mij, tot avonduilen slapen
en torens zachtjes branden in Mei.
Ik vraag niet veel, enkel Uw hals, Uw hand,
mijn dorst te stillen. O schone liefde, blijf bij mij
tot nachtegalen zingen, in de lentedagen van Mei
F.