Het tragische licht,
Schijnt op een bekend wit gezicht.
Van het meisje dat ik te gemoet loop,
Ze ligt stil, ze lijkt half dood,
Maar haar ogen zijn nog open,
Ik kijk door haar mooie groene ogen heen,
De mooie glans verdween,
Tranen op haar wang,
Ik zie het,
Ze is bang,
Bang om iets te verliezen,
Maar ze heeft al verloren,
Haar blik is bevroren,
Staart voor zich uit,
Geluid van de wind,
Is het enigste dat ik hoor,
Er is niks dat haar stoort,
Ik voel de angst en de wanhoop,
En ik zie hoe alles is verlopen,
Tijden van angst wanhoop en verdriet,
Maar er is niemand die het ziet,
Zie het in haar ogen,
Een verdomde overdosis,
Zit alleen en verlaten,
Alleen aan haar lot over gelaten,
In een hoek,
Volgepropt met pillen,
wil haar leven verspillen
en wacht op haar eind,
dat komt steeds dichterbij,
langzaam zakt ze weg,
luister naar mijn stem,
fluister ik haar in,
maar het is te laat,
het heeft geen zin,
Huilend val ik op mijn knieën
En luister naar de melodieën,
Die de wind mij in fluisterd,
Haar ogen voelen bekend,
Ik raak aan de akelige witte kleur gewend,
Het lichaam,
De haren,
De ogen,
Het voeld zo vertrouwd,
Waarom doet ze dit haar zelf aan?
Het is noch niet haar tijd om naar de hemel te gaan,
Ik kijk in het rond,
En staar in haar ogen,
Die nog open staan,
Ze lijkt weg,
Maar toch voel ik haar bij zijn,
Ze heeft genoeg geleden,
Genoeg pijn,
Ze heeft gelijk,
Eens moet het over zijn,
Weer kijk ik in het rond,
En staar naar de grond,
Ik zie een ketting,
Met sierlijke letters,
Ik lees de letters die op de hanger staan,
Nu weet ik waarom het zo vertrouwd voelt,
Het is mijn eigen naam