Je wandelt, grote stappen,
voor me uit. Je ogen op ’t oneindige,
je handen friemelend zoekend,
voor je ze in de mijne sluit.
En je behoedzaam m’n vingertoppen
streelt, terwijl je zwijgend woorden
vormen gaat en je ze op m’n lippen,
met me deelt. Tot dan tranen zachtjes
rollen, van jouw wang, naar de mijne
en ik jouw gezicht te rusten leg
op het warme van m’n schouder.
Terwijl ik voel hoe je liefde mij ontgroeit,
en ik eenzaam achterblijf, en al het leven
langzaam uit me vloeit.