Een traan,
loopt over mijn wang.
Langzaam zak ik weer weg,
in dat donkere eenzame gat:
de eeuwige stilte.
Die ik zo verafschuw,
maar toch weer naar verlang.
Ik wil erin verdrinken,
zodat iemand me komt helpen.
Maar ik ben bang,
dat niemand me wil helpen.