Ik leer haar kennen in één van mijn mooiste dromen,
Evenals de gruwelijkste nachtmerrie
die mijn slapen ooit verstoorde.
Ik herken de blik in haar ogen
Die verraad hoe de littekens van het verleden
Maken dat haar tranen voor eeuwig onbegrepen blijven.
De weemoed in haar stem als ze verteld over toen,
Lijkt ook in mijn woorden te vaak zichtbaar.
En ik vraag me af waar ik sta, wie & wat ik ben
In mijn eigen wereld vol vergeten angsten..
Te vaak verdrongen.
Ik geef me over aan zijn wereld
En besef dat zelfs nu nog
diezelfde Toen een struikelblok blijkt,
Vallen zonder opstaan.
Steeds opnieuw.
En dan
is
HÃj
Er [toch] nog.
***