O, lief.
(sonnet)
'k Zou kunnen zingen en dansen, misschien,
maar door de gebreken der stem zou dat niet betamen.
'k Kan, ja laat die zou nu maar, zweven bovendien,
en elk, O, elk romantisch hart zal 't beamen.
'k Leg daarom mijn levenslijn en lot in jouw vel,
en neem je bloed, wijl je 't mijne willens aanvaard.
'k Zie 't land al vervagen, jij nog scherp evenwel,
de reden dat: 'k breng de groeven van je lippen in kaart.
'k Laat me zinken in een storm die goedaardig is,
alzo niet, is er U, om mij te gerieven,
mijn steun en toeverlaat bij enig gemis,
en 'k zou voor U ook bergen kunnen doorklieven.
Dus leg U neer, O lief, niets kan U raken,
en 'k ben aanwezig, O lief, nog steeds bij uw ontwaken.