Aarde.
Vierkant gedacht
tot bol geworden
onttrokken aan de wereldzee
een vaste plek
om te bewonen
geteisterd in haar wel en wee.
Wij draaien rond
niet te bevatten
volmaakte schoonheid die ons boeit
een creatuur van
dier, plant , bomen
het al dat voor ons mensdom groeit.
Wij hebben haar
iet wat verkwanseld
tsunami, modderstroom getuigt
van het verval
in smog geborgen
waarin haar waarde sterk verschuift.
Doch bovenal is
het haar schoonheid
de zeeƫn , bergen bos en wei
de diepe dalen
en de rotsen
een toegeworpen bonte rij.
Oneindig zijn
haar mogelijkheden
rijkdom verborgen in de aard
wij consumeren
en genieten
veel rijkdom ligt nog onverklaard.
Een open schoot
voor zaad en bollen
een moederschoot die vruchten baart
wij leven dank zij
moeder aarde
die is, zal zijn , ongeƫvenaard.
th