Sonet:
*Daar waar je niet meer overwint*
(want verliezen zal er niemand)
de lentelucht is blauw en licht
de gouden stralen door het raam
gedrongen, schijnen aangenaam
tot blosjes op haar bleek’ gezicht
daar mijn dromen op haar gericht,
we bepraten koetjes, wij gesaam’,
daar is ’t mooie wat ik zo beaam
want haar handen weven vlinderlicht
haar woorden tot beeld en ik zal
-als ze doodgaat, dood is- haar pinken
strelen, zodat ik weet, in elk geval,
dat haar beelden daar nog klinken
daar waar “veni vidi vici” in duizendtal
foetsie, hopeloos in vergetelheid zal zinken
Eline N.