De wandelende tak is mij toegenegen
eigen wandel komt hem immer tegen
hij twijgen verheugd in hoi omhoog stak
helaas op non-verbaal minder scherp
ik hem te arren moede wegwerp
op het gevaar dat er een takje brak
toch keert hij onvermoeibaar weerom
met liefde's ledematen keurig krom
in wandel onverzadigd zon en regen
uitnodigend 't zwijgen, het pad strak
hoe kronkelig zijn ons beider wegen
zo anders wij elkander toegenegen