Dodaars.
Bevroren water
Doet migreren
Er drijven er een vier in ’t kanaal
In open water
Veelal duikend
Niets van hun hinnekende taal.
’s Zomers bezetten
Zij de tankval
Hier in het duin , wat agressief
Geheimzinnig ook
Moeilijk te vinden
’t bedekte nest tot hun gerief .
’t bekende geluid
Hoor je van verre
Doch als je nadert valt het weg
Heb je geduld
Dat wil hij komen
De kleinste fuut, uit heg en steg.
In ’t zomerkleed
Is hij het heertje
Oranje bef spiegeltje wit
Een donzen bolletje
Energie rijk
Dan in zijn voortgedreven pit.
Geheimzinnig is
Zijn doen en laten
Onder water nadert hij zijn nest
Bij even weg
Bedekt hij de eieren
’t rottingsproces doet even de rest.
th