Al zittend bij een tweesplitsing,
vande eindige maar niet zichtbare weg.
Sporen van vals zelfvertrouwen
verbrijzelen mijn geest,
zachtjes maar zeker.
één liefhebbend woord
gevormd door haar mond
zou mijn duistere denken
laten verdwijnen.
Het is te laat,
de heldere hemel overtrekt,
een zwarte zilte blijft over.
Geen liefhebbend woord
komt tot mijn gehoor.
Alleen de schroeiende haat
voor mij en mijn gevoelens.
De onzichtbare weg
met het vermogen een mens te veranderen
naar hartelust grijnst me provocerend toe.
Liefde geef ik vriendschap ontvang
als dank voor mijn jeugdige dwaasheid.
Vluchten wil ik maar
ik zou toch alleen maar
verdwalen in labyrinten
van valse liefde en gevoelens.
Zitten blijf ik bij de verlaten weg.