de mond vol licht gespuwd door maan
die spiegelend wegduikt tussen torens
en zich als horens dan verliezen
in 't donkerte van rug van 't koor
zijn dragers scheidt als wolkenvleugels
en toch …
het scheur-breed venstermozaïek
getint in lenteblauw en heel diep rood
en neervalt als een doek in 't marmerdal
van 't middenschip, weerklinkt uitstervend zacht
daar waar zo-even nog hakloze schoenen
voorzichtig stil onder wat rozettenblikken
en glorie-glijdend eeuwen diep de hostie-
monden uitgesleten in de tegelstenen,
zich naadloos aansluiten aan kerkgeluiden,
troont 't huis van God in lenteblauw en ook,
op regendagen, in het ongewijde hemelwater
jij wast heel liefdevol het vuile van mijn lijf
en laat mij liggen aan jouw liefdesborst
onder 't aureool van moeder Gods
en bij 't Paasheilge van de Zoon
sunset 03-04-2015