in lang vervlogen tijden,
was elk mens der één van twee,
een eenheid met gezicht aan dubbele zijden,
vier armen en vier benen kreeg het mee,
ruggen waren versmolten in elkaar,
van dit wezen, aldus tweeslachtig,
't was hermafrodiet, zowel hem als haar,
't was wonderlijk, waarachtig,
ze leefden in een hoge waanzin,
waren verwaand en oppermachtig,
zo daalden ze in Zeus zijn aanzien,
kweekten nervositeit, maakten Hem zenuwachtig,
Zeus kon 't schepsel niet langer beminnen,
en zocht een antwoord zeer gedwee,
tot licht plots scheen en Hij wist wat beginnen,
Hij sneed de creatie simpelweg in twee,
zo ontstond één hem, één haar,
die ooit één enkel waren,
de wederhelft, daar is nu elk mens op zoek naar,
en zal voor bevrediging niet bedaren,